WONEN IN ITALIË – Klein leed
Carla was haar hondje kwijt. Carla is de koster van de kerk en onafscheidelijk van pastoor Don Aldo. Het is een vrouw van middelbare leeftijd. Ze schijnt vroeger een wilde te zijn geweest, volgens overbuurman Guglio, maar daar is nu niets meer van te merken.
Carla was dus haar hondje kwijt. Eerst had niemand het in de gaten. We zaten met wat mensen op het terras voor de bar. We zagen Carla uit haar auto komen, rondlopen, de auto weer pakken, de heuvel oprijden naar de begraafplaats en even later weer terugkomen, onverrichter zake.
Ze was met het hondje naar de begraafplaats gegaan en had zich te laat gerealiseerd dat Chicci opeens nergens meer te bekennen was. We kletsten door op het terras, maar toen Carla weer terug kwam rijden en naar het gemeentehuis liep (wat had Chicci daar nou in hemelsnaam te zoeken?), drong het tot ons door dat daar een vrouw liep die helemaal van slag was en steeds meer in paniek raakte bij de gedachte dat ze haar hondje niet meer terug zou vinden.
Ik betaalde mijn rekening en besloot een rondje over de begraafplaats te gaan maken. Ik keek in de gangen met de muur graven, achter de tombes, in verloren hoeken, maar ik kon geen hondje ontdekken. Ondertussen zag ik de blauwe panda van Carla alweer het voorplein van de begraafplaats oprijden. Ze opende een raam. Ik riep dat ik nog even op de begraafplaats beneden zou gaan kijken.
"Daar kom ik net vandaan, daar is ze ook niet" antwoordde Carla nu enigszins wanhopig. Ik wist het ook niet meer. Liep met een omweg naar mijn huis zodat ik door het groen achter de huizen moest lopen, wie weet hield het beest zich daar ergens op.
Daar stond ook een man z'n auto uit te laden. Eén van die stadbewoners die in het weekend van onze gezonde berglucht kwam genieten. Ik legde hem uit dat er een klein zwartwit hondje vermist werd, dus mocht hij iets zien...Hij keek me verbaasd aan. "Ik ben hier helemaal vreemd, maar mocht ik iets zien, dan breng ik hem wel naar de bar."
Net toen ik bij m'n huis aankwam, stopte de grote zwarte auto van de gemeentesecretaris Tiziano naast me. Door het open raam riep hij triomfantelijk: "de hond is terecht" Ik sprong een gat in de lucht, wilde net "waar was ie nou?" vragen, toen Tiziano mij grinnikend toeriep: "En weet je wie hem gevonden heeft?.....Ik."
Hij vertelde dat Carla op het gemeentehuis haar nood was komen klagen en dat hij meteen een voorgevoel had waar het beest kon zijn: in de bezemkast van de begraafplaats. En hij had gelijk. Hij ging samen met Carla kijken en jawel hoor, in een hoekje van de rommelkast zat Chicci weggekropen. Iemand had de deur afgesloten en hij zat opgesloten.
Er zullen weinig gemeentes zijn waar de gemeentesecretaris hoogstpersoonlijk mee komt zoeken als er een hondje wordt vermist. Maar in Mombarcaro is het heel gewoon. Ach wat was Carla blij. Jubelend stapte ze met Chicci in de auto en reed naar het buurtschap Poggio waar ze al haar hele leven woont. De rust keerde terug in het dorp.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.